Tuesday, July 21, 2015

Het troephuis

Dit is het verhaal van een gebeurtenis in het stadje Allerga. Het is een wonderlijk verhaal, omdat zoiets niet elke dag gebeurt. En het gaat over een troephuis. Een troephuis? Hoor ik je denken. Ja, echt waar, een heus troephuis. Zo een waar je dus nooit je speelgoed hoeft op te ruimen? Denk je nu misschien. En zo is het. Niemand ruimt er ooit zijn speelgoed op. Het troephuis, het grote, vervallen, oude huis, met hele hoge ramen, liggend aan de Lange Lindelaan, is een heerlijk huis om in te spelen. Het is het huis van de kinderen uit de straat. Elke dag na school gaan de kinderen er wel even naar toe. Je kunt van boven in het het huis met een glijbaan helemaal naar beneden glijden. Dat moet ook wel, want de trappen liggen bezaaid met speelgoed. Vaak gaan ze met een skippiebal de kamers rond. Je kunt er namelijk haast niet lopen, zo vol ligt het er. Verven doen ze gewoon op de muur. En tekenen trouwens ook. En schijven, als je wilt. En soms wordt er een toren gebouwd van lego, tot helemaal aan het plafond. En als ie klaar is, mag ie gewoon blijven staan.

 Niemand uit de straat speelt meer thuis. Iedereen is te vinden in het troephuis. Wat is er namelijk vervelender, dan na het spelen alles weer op te moeten ruimen? Dat verpest toch juist de heleboel? Gelukkig hoeft dat in het troephuis dus niet. En thuis wordt geen rommel meer gemaakt. Iedereen tevereden, zou je zeggen. Totdat...

 Op een dag kwam er een hoge meneer (je weet wel, zo’n hele belangrijke) voorbij het huis gelopen. Hij was vast op weg naar iets bijzonders, want hij liep erg gehaast, totdat hij plotseling bleef staan omdat hij kindergelach hoorde. De hoge meneer was van mening dat kinderen op school hoorden te zitten en zich op elk moment van de dag netjes hoorden te gedragen. Hij keek door een raampje van het huis naar binnen om te zien waar het gelach vandaan kwam. Hij schrok zich een hoedje! Overal waar hij keek zag hij lachende kinderen. En wat een rotzooi hadden ze gemaakt! Hij zwaaide met zijn wandelstok en gilde „Dicipline, dicipline!“ De kinderen in het huis keken verwonderd op en zagen de meneer van kwaadheid op en neer springen voor het raam. Ze vonden het wel een grappig gezicht, zo’n malle meneer die gekke woorden riep. „Diespiepliene, diesiepliene!“ deden ze hem na. Nu moesten ze nog harder lachen. Woest beende de meneer naar het gemeentehuis waar nog meer hoge meneren aan lange tafels zaten. Hij was ontzet over zoveel gebrek aan orde en regelmaat. Razend en tierend en tikkend met zijn stok beval de meneer dat het huis moest worden opgeruimd, en wel meteen. De andere hoge meneren, die waarschijnlijk toch iets minder hoog waren, knikten braaf, en met z’n allen begaven ze zich richting het troephuis. Een van de meneren schraapte zijn keel. „Eeh... Ahum...Vanaf vandaag moet het troephuis worden opgeruimd!“

 De kinderen hielden verbaasd op met spelen. Iedereen was een moment stil. Toen stapte het kleinste jongetje van het huis naar voren en zei: „Heeft u wel eens lekker ziten spelen en de rommel gewoon laten liggen?“ De belangrijke meneren keken elkaar aan. Nee, dat hadden ze eigenlijk nog nooit gedaan. Na het spelen ruimden ze alles altijd netjes weer op. Dat moest namelijk van hun vrouw. „Misschien moet u het eens proberen“, zei het kleinste jongetje. De mannen keken vertwijfeld naar al het speelgoed in het huis. Het zag er wel heerlijk uit. Toen hoorden ze plots een gejoel uit het huis komen. Wat was dat nou? De belangerijke meneer, die eerder nog zo boos was, had de glijbaan genomen en het nu uit geproest van de pret. Toen gingen alle hoge meneren joelend het huis binnen en speelden zoals ze nog nooit gespeeld hadden. Uren, dagen, weken ging het zo door, totdat de vrouwen zich beklaagden en het huis weer van de kinderen werd. En sindsdien het niemand meer geprobeerd het troephuis op te ruimen. Niemand.

 

No comments: